Lukas 1:67-79 – De profetie van Zacharias

Lezen: Lukas 1:67-79
Zingen: Psalm 89:9,13; Psalm 26:5; Psalm 119:65; Gezang 67:1, 2; Gezang 67:3; Gezang 26:1,3

Geliefde gemeente van onze Here Jezus Christus,

Geloof maar dat er veel is omgegaan in die oude priester Zacharias tijdens de negen lange maanden waarin hij niet spreken kon. En dat terwijl er nieuws bekend gemaakt was, waarop Gods volk nu al eeu­wen lang wachtte! Nú zou de Messias gauw komen! Zijn nichtje Maria zou Hem ter wereld mogen bren­gen. En Zacharias zelf zou op zijn oude dag nog va­der worden. En zijn zoon de wegbereider van de Messias.

Als eindelijk de dag aanbreekt waarop de kleine Johannes geboren wordt, staat de oude priester nóg sprakeloos met zijn zoontje in zijn ar­men. Acht dagen later, als de jongen besneden wordt, krijgt Zacharias eindelijk zijn stem terug. Nadat hij op een schrijftafeltje geschreven heeft: ‘Johannes is zijn naam’, kan hij opeens weer spreken.

En wat is dan het eerste wat hij zegt? Geen lief woordje voor zijn vrouw, ook nog geen woord over zijn pasgeboren kind, maar eerst een profetie over het nog óngeboren Kind van Maria! De Geest van de profetie, die eeuwen gezwegen had, vervult de oude man en dringt hem allereerst Gód te loven als

1. Een God van barmhartigheid

2. Een God van bevrijding

3. Een God van de eed en het verbond

4. Een God van vrede en vergeving

1. Een God van barmhartigheid (vers 72+78)

Ja, Zacharias profeteerde! En profeteren is: het Woord van God spreken. Dan treedt de vader, ja zelfs de priester achter het Woord van God terug. Dan schijnt hij zelfs zijn eigen pasgeboren jongetje te vergeten en begint hij zelfs ook nog niet over het ongeboren kind van Maria, maar dan heeft hij het eerst over God! Over God de Vader en wat Hij ge­daan had, ten eerste door zijn knecht Jezus en ten tweede door zijn knecht Johannes.

Ja, als een echte profeet spreekt Zacharias over de toekomst in de verleden tijd. Want zijn ei­gen zoon is pas acht dagen oud en Maria’s zoon is nog niet eens geboren, maar profetisch verkondigt Zacharias wat God nu heeft gedaan: Hij heeft omgezien naar zijn volk, Hij heeft het verlossing gebracht, Hij heeft een hoorn des heils opgericht (NBV: een reddende kracht).

Daar hebt u weer die heerlijke, vaste belo­vende taal van God de Heilige Geest. Goddelijk zelfverzekerd. Alsof de Messias en zijn wegbereider al helemaal klaar waren met hun werk, terwijl de Messias nog geboren moest worden! Jawel, maar dit zagen we eerder bij de lofzang van Maria ook al: geloof bouwt op Gods beloften en lijkt dan op een verrekijker waar­mee je al die grote beloofde dingen tot vlak voor je ogen haalt. En dan spreekt de gelovende mens net zo verzekerd als de belovende God en roept hij uit: ‘God heeft een hoorn des heils’ opgericht, wanneer Jezus nog niet eens geboren is! Laat staan gekrui­sigd en opgestaan! Maar God zou dat toch vast doen? Nu dan?

En waarom stond God nu op het punt zijn arme Is­raël te gaan verlossen? Ja, daar kun je verschillende redenen voor aflezen uit de Lofzang van Zacharias, maar de diepste grond van alles wijst Zacharias aan in vers 72 en 78:

om barmhartigheid te tonen aan onze vaderen…(vs. 72),door de innerlijke barmhartigheid van onze God..(vs. 78).

Dat is de diepste grond, ook van onze verlos­sing. Dat God dacht: ‘Ach, die arme mensen! Ik ga ze verlossen!’

Wij lezen nu in onze NBV-vertaling in vers 78: de liefdevolle barmhartigheid van onze God’. De SV-vertaling had: ‘de innerlijke bewegingen der barmhartigheid van onze God’. Maar precies gezegd staat er: ‘de ingewanden van barmhartigheid van onze God’. Het Hebreeuwse woord voor barmhar­tigheid is afgeleid van het woord baarmoeder, moe­derschoot.

Vrouwen kunnen daar inkomen. Toen Salomo zei: ‘Snijd dat levende kind maar doormidden’, toen sprak (zegt de Schrift) ‘het moederlijk gevoel’ van de echte moeder. Daar staat dan dezelfde uitdruk­king als hier in Lukas 1. Die vrouw voelde het tot in haar ingewanden dat ze aan haar kind kwamen.

Nu, dáár heeft Zacharias het hier over. Dat God diep medelijden had. Het klinkt raar, maar je zou haast van Gods moedergevoel spreken. Gods barmhartigheid raakt zijn Goddelijke ‘ingewanden’. Laten we de taal van de Schrift niet hoogmoedig corrigeren. Zo spreekt ze.

Waarom stuurde God Johannes de Doper? Omdat Hij zo barmhartig is. En waarom stuurde Hij de Here Jezus? Omdat Hij zo barmhartig is. Dat dreef Hem. Liefde. Medelijden. ‘Zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon ge­zonden heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar het eeuwige leven heeft’, Johannes 3:16.

En om die barmhartigheid prijst die oude, blijde profeet nu de Here God. Het leek er toch al heel lang op, dat God zijn volk vergeten had? Ik heb bij de Lofzang van Maria met u stilgestaan bij de treu­rige toestanden in de Israëlitische kerk. Hoogmoed zat daar op de troon en nederigheid in een hoekje. Het leek wel alsof het de Heer niet meer raakte hoe het met zijn kerk zijn volkging. Ja, alsof Hij genoeg van haar had en niet meer naar haar omkeek.

Want dat kan! Dat is door en door Bijbels! Er waren tijden waarin God genoeg had van zijn kerk en zich van haar afkeerde. Psalm 77 zingt daar een klaaglied over: ‘Zou God zijn genade vergeten? Nooit meer van ontferming weten? Heeft Hij zijn barmhartigheden door zijn gramschap afgesneden?’ Zacharias heeft dat misschien wel eens tegen Elisa­beth gezegd: ‘Zou God boos op zijn volk zijn? Zou Hij er geen vreugde meer in hebben ons te helpen?’

En dan gebeuren daar opeens die grote din­gen! Geen wonder dat de oude man juicht! En be­grijpelijk dat Hij jubelt over de intense barmhartig­heid van onze God. Achter Jezus, ja, in Jezus heb­ben wij daar da­gelijks mee te maken. Met Gods intense medelijden en liefde en bewogenheid met uw lot en met zijn wil om daar verbetering in te brengen.

Daarmee maken we de overgang naar punt 2.

2.Een God van bevrijding. (vers 68,69,71,74) Nu wil ik met u kijken naar vers 68 en 69.

‘Geprezen zij de Heer, de God van Israël,

want Hij heeft zich om zijn volk bekommerd en het verlost en heeft ons een hoorn des heils opgericht..’ (NBV: reddende kracht opge­wekt).

Denk daarbij alstublieft niet aan een hoorn van over­vloed. Want de hoorn die Zacharias op het oog heeft is geen inhoudsmaat zoals een slagroomhoorn, maar een wápen, een stóótwapen nog al liefst. U moet hierbij denken aan de hoorn van een stier of die van een eenhoorn. U moet het dier woedend op zijn vijanden zien afstuiven om ze met zijn hoorn uit elkaar te scheuren. De hoorn ‘verheffen’ is in de taal van de Schrift: kracht ontplooien.

Nee, we zijn met deze Lofzang bepaald niet in een zoetelijk, irenisch klimaat. Zeker, het lied zingt van Gods barmhartigheid, maar ook van Gods vijanden! Zal ik die verzen nog even achter elkaar voorlezen? Dan zingt Zacharias: God zij geprezen om wat Hij gedaan heeft,

vers 71: ‘om ons te redden van onze vijanden en uit de hand van allen die ons haten.

vers 74: ‘om ons te geven, zonder angst, uit de greep van onze vijanden verlost, Hem te die­nen…’

Die vijanden moet u niet in de eerste plaats in Rome zoeken bij de Romeinse keizer en zijn bezettingsle­ger, maar in de Joodse kerk van toen. Zacharias zingt een psalm en als psalmen klagen over vijanden klagen, worden in 99 van de 100 gevallen mede-Israëlieten, zeg maar de kerk zelf bedoeld.

De Farizeese en de Sadducee kerkleiders wa­ren vijanden van de Waarheid. Ze zouden later ge­zamenlijk de Waarheid-in-eigen-Persoon aan het kruis brengen. De Here Jezus is toch door de kerk van zijn dagen gekruisigd en door de kerkleiders aan de Romeinen uitgeleverd (Hand. 2:22v)?

En wat dacht u van de Sadducese collega’s van Zacharias die zeiden: ‘Engelen? Geloof jij dan nog in engelen, beste man? En in een opstanding van doden?’ En hogepriester Kajafas, was dat geen vijand? En zijn schoonvader Annas? En zij die Jo­hannes later ‘Adderengebroed’ zal noemen? En te­gen wie de Heere Jezus zal zeggen: ‘Witgekalkte graven die jullie zijn!’

Laten we maar oppassen dat wij niet beneveld raken door de wereldwijde vermenging van waar­heid en leugen, want dan herken je geen vijanden meer. Vijanden die de Waarheid haten en daarom christenen haten. En wie zit daar ten diepste achter? De aartsleugenaar uit de hel. De overste van deze wereld. De vorst van de duisternis. Wat is die nog machtig! De dood hoort toch ook bij hem?  ‘De laatste vijand die teniet gedaan wordt is de dood’ (1 Korintiërs 15).

Maar nu zag Zacharias redding dagen. God had ‘een hoorn des heils’ opgericht (NBG). De Sta­tenvertaling las: ‘een hoorn der zaligheid’. Maar vervangt u het woord heil of zaligheid voor uzelf eens door bevrijding. Ik weet het, Zaligmaker klinkt vertrouwder, maar lees nu eens voor u zelf: ‘de Be­vrijder is geboren!’ En hier in Lukas 1: ‘een hoorn van bevrijding’. Dan ziet u wie Jezus in Gods hand is: een zeer krachtig bevrijdings-stootwapen! Jam­mer dat het Liedboek die hoorn vervangen heeft door het slappe woord ‘teken’!

Wij zijn als volk van God nog altijd omgeven door vijanden die leugen-gifgas spuiten! Wie dat niet ziet, is grenzeloos naïef. Toen kwam God met Jezus, Gods bevrijdingsstootwapen, waarmee Hij de vader der leugen zelf dodelijk verwond heeft. En waarop zal die gigantische worsteling tussen dat Goddelijke stootwapen en de duivel met zijn aanhang op uitlo­pen? Dat heeft Zacharias kort en bondig zo uitge­drukt:

Vers 74: Dat Hij ons zou geven, om zonder angst, uit de greep van onze vijanden verlost, Hem te dienen in heiligheid en gerechtigheid voor zijn aangezicht, al onze dagen! 

Ieder woord is waard overdacht te worden.

Totale bevrijding van alles wat ons hindert om volmaakt gelukkig God te dienen in alle gerechtig­heid en heiligheid. Die bevrijding komt. Ja, zelfs zó zeker, dat Zacharias er alvast in de voltooide tijd over sprak: ‘Hij heeft verlossing gebracht!’

3. God van de eed en het verbond (vers 72)

Ik zei zo-even, dat je uit deze Lofzang ver­schillende redenen kunt aflezen waarom God de Here Jezus zond.

         De diepste reden was: uit barmhartigheid. Maar in vers 72vv wordt nog een krachtige reden genoemd. Waarom zond God Johannes de Doper? Waarom was die oude priester Zacharias nog vader geworden? Waarom was Maria op zo’n wonderlijke wijze in verwachting geraakt? Wel, dat deed God

om zijn heilig verbond te gedenken, de eed die Hij zwoer aan Abraham, onze vader.

Daarover nu iets in dit derde punt.

Gemeente, gereformeerde christenen spreken als het goed is graag over Gods verbond. Enkel­voud. Dan bedoelen we het verbond, dat we bij doopbedieningen voor de geest halen als we zingen: ‘Het verbond met Abraham, zijn vrind, bevestigt Hij van kind tot kind!’ Prachtig.

Maar God had met Israël minstens drie ver­bonden!

1) Het verbond met Abraham, de basis van alles.

2) Het verbond van Horeb, dat op dat eerste rustte.

3) Het verbond met David, dat zijn troon eeuwig zou zijn.

Op dat derde verbond wees de engel Gabriël Maria, toen hij haar beloofde dat God aan haar zoon Jezus ‘de troon van zijn vader David zou geven!’ Omdat God zijn eed aan David nooit gebroken heeft, hebben wij als christelijke gemeente in Jezus een Davidische koning. Als Nederlanders hebben we momenteel een koning uit het huis van Oranje en als gemeente een Koning uit het Huis van David.

Maar nu nog eens even over dat verbond van Horeb. Wat had God zijn volk dringend op het hart gebonden dit verbond te houden. Hij beloofde een hele rij van zegeningen als het Hem loyaal zou die­nen en met nog langere rij rampen had Hij het be­dreigd als het zijn verbond zou breken. U kunt die twee rijen vinden in Leviticus 26 en Deuterono­mium 28. Bijbelhoofdstukken die iedereen kennen moet. Het zijn sleutels tot de Bijbelse geschiedenis.

Maar u weet wat er gebeurd is. Dat Israël tus­sen Jozua en Maleachi dit Horebverbond telkens weer gebroken heeft. Daarom had God tenslotte woedend gezegd: ‘En nu mijn land uit! Naar Babel. Ik wil ook niet langer onder jullie wonen! Dachten jullie dat Ik onder zo’n volk in een tempel wil wo­nen? Geen sprake van. Laten de heidenen dat ge­bouw maar in brand steken.’ Zo ‘laaiend’ was God op zijn volk geweest. Dat wist Zacharias natuurlijk ook wel. Vandaar zijn jubel! God zij geprezen, Hij kijkt weer naar ons om!!

Dus op dat Horebverbond viel – van Israëls kant bekeken – niet veel meer te pleiten. Maar wist u dat God over zo’n droevige situatie in de woestijn al met Israël gesproken had? Toen had Hij het al lief­devol beloofd: Maar áls, áls jullie Mij wél mochten vergeten, áls jullie dit verbond  dat wij hier bij de Horeb gesloten hebben, ooit wél mochten verbre­ken, en áls jullie daar dan ook berouw van zouden krijgen, dan zal Ik aan dát verbond denken. Dat verbond dat nog onder het verbond van Horeb ligt, namelijk mijn verbond met Abraham. Ik zal het u voorlezen uit Leviticus 26:40vv:

‘Maar belijden zij hun ongerechtigheid en die van hun voorouders…, dan zal Ik weer denken aan mijn verbond met Jakob en aan mijn ver­bond met Izaäk en aan mijn  verbond met Abraham.

Hoort u die volgorde? Jakob – Izaäk – Abraham. Dat zou om zo te zeggen Gods weg terug zijn. Al zou het Horebverbond wegvallen, dan zou God zijn verbond met Jakob, Izaäk, ja Abraham blijven ge­denken.

Vindt u het niet treffend, dat Zacharias  uitgerekend in dit grote heilshistorische tijdsgewricht zingt over Gods eed aan Abraham? En dus over Gods trouw aan het basisverbond waarop álles rustte?

En klinkt er dan in deze Lofzang ook geen ondertoon van schuldbelijdenis? Heer, uit wat U nu doet, blijkt uw trouw aan Abraham – anders had U dit niet gedaan. En daar prijzen we U om.

Het is helaas geen veel gebruikte, maar wel een prachtige uitdrukking: ‘God van de Eed en het Verbond’. Als je Hem zó kent, dan ken je Hem pas goed. En zijn Bijbel ook, want dat is van  a tot z het Boek van de God van de Eed en het Verbond. is Hij de vaste grond van ons behoud.

4. Een God van vrede en vergeving vers 76v)

Pas als hij dit allemaal gezegd heeft, richt de oude priester zich tot zijn pas besneden zoon Johan­nes:

Vers 76: ‘En jij, kind, zult profeet van de Al­lerhoogste heten; want, jij zult voor de Heer uitgaan, om de weg voor Hem gereed te ma­ken

Want gereed  was die weg nog niet . Dat had de engel ook al gezegd toen hij Zacharias in de tempel de geboorte van Johannes aankondigde. Hij zou Israël tot bekering moeten oproepen. De voorstellingen die Israël zich over de komst en het werk van de Messias had gevormd, moesten letterlijk worden omgekeerd. Dat zou de grote taak van Christus’ he­raut Johannes  worden. Hem aankondigen als het Lam van God dat de zonde van de  wereld – de oor­zaak van al onze ellende – zal wegnemen.

om zijn volk bekend te maken met hun redding door de vergeving van hun zonden. Dankzij de liefdevolle barmhartig­heid van onze God zal het stralende licht uit de hemel over ons opgaan en verschijnen aan allen die leven in duisternis en verkeren in de schaduw van de dood, zodat we onze voeten kunnen zetten op de weg van de vrede.

Want God is een God van vrede en van vergeving.

Vrede, dat is eigenlijk onze hele bevrijding in één woord samengevat. Vrede, dat is welvaart in alle opzichten. Vrede, dat is hét woord om de nieuwe aarde mee te typeren. ‘Vrede op aarde in de mensen van het welbehagen’.

Daarheen zijn we op reis, broeders en zusters! Daar hopen we straks eeuwig te leven, uit de greep van al onze vijanden bevrijd, in heiligheid en ge­rechtigheid (zoals Zacharias al eerder zei, vers 74v). Straks zijn we een kerk waar niets meer aan man­keert. Straks zijn wij aan Adam gelijk, zoals God hem schiep en aan Jezus, zoals Hij hier leefde. U en ik. Wat een wonder van genade!

Die radicale en totale bevrijding wordt ons deel door vergeving! Toen in Zacharias’ dagen het niet alleen duister was in de wereld, maar zelfs in Gods eigen kerk, toen ging er hemels licht op.  Jezus Christus, onze Bevrijder, verscheen op het wereldtoneel. ‘De zon der gerechtigheid’, zoals de profeet Maleachi Hem al genoemd had. ‘Hij kwam de duisternis verdrijven, genade spreidde haar mor­genrood!’

Als God van de Eed  en het Verbond gaf Hij ons in zijn innerlijke barmhartigheid een hoorn van bevrijding, een Lam dat onze zonden wegdraagt. Alles wat wij in ons lange of korte leven misdaan hebben, wordt ons liefdevol vergeven als we het met berouw belijden. Zo mocht Johannes de Doper als Jezus’  heraut Hem aankondigen.

Welke arme zondaar en zondares stemt op dat evangelie niet  van harte in met de lofzang van Za­charias en prijst God ook niet van ganser harte als

God van barmhartigheid,

God van bevrijding,

God van de eed en het verbond,

God van vrede en vergeving.

AMEN.